Wonen in de buurt van een stal

02/02/2018
De provincie West-Vlaanderen gaf aan ILVO de opdracht om de impact van intensieve veehouderij op de gezondheid van de omwonenden te onderzoeken. We spraken met gedeputeerde Bart Naeyaert en ILVO-onderzoeker Eva Brusselman om de resultaten van het onderzoek te kaderen.



Het literatuuronderzoek van ILVO dat de basis vormt van de studie, is opgebouwd uit een honderdtal referenties en werd nagelezen door experts. Men ging dus niet over een nacht ijs bij het beantwoorden van deze complexe en maatschappelijk gevoelige vraag. Kort gezegd mogen we besluiten dat er geen bewijs is dat wonen in de buurt van een intensieve veehouderij een negatieve impact heeft op de gezondheid. De studie heeft wel geen eenduidige conclusie. Heel wat factoren waarvan men aannam dat ze schadelijk zijn voor de gezondheid zijn dat niet, omdat ze slechts in zeer beperkte mate voorkomen, omdat er geen wetenschappelijk bewijs is voor mogelijk risico of net omdat deze factoren algemeen voorkomen. De ammoniak die uitgestoten wordt door stallen kan zich binden aan emissies van auto’s en van de industrie en zo secundair fijn stof vormen, dat wel een negatieve impact kan hebben. Maar omdat dit ook gebeurt ver weg van stallen, is dit dus een algemeen gezondheidsrisico. Aangezien er nog een aantal vraagtekens zijn, komt er een vervolgtraject. 



De provincie West-Vlaanderen zag het als haar plicht om zo’n onderzoek aan te vragen. 
Bart Naeyaert: “Het was in elk geval geen overbodige luxe. Omdat we als overheid milieuvergunningen van  klasse 1 verlenen, moeten we beschikken over objectieve, actuele en relevante informatie om onze beslissingen op te baseren. Dat zijn we verschuldigd aan de landbouwers zowel als de omwonenden. Angsten die bij omwonenden leven, mogen we niet negeren. We moeten proberen om er een objectief antwoord op te bieden. Wetenschappelijk onderzoek is daarvoor het ideale instrument.”

Waarom speelt West-Vlaanderen hierin de voortrekkersrol? 
Bart: “We zijn nu eenmaal een provincie met heel veel intensieve veehouderij. Aangezien de ruimtelijke ordening in Vlaanderen eruitziet als een schilderij van Jackson Pollock, is de logica soms zoek en heel wat mensen wonen in landbouwgebied. Dat betekent dat je toegevingen moet doen, maar de slinger mag niet doorslaan. We willen mensen die in de buurt van stallen wonen zeker niet monddood maken. Hun bekommernissen moeten onderzocht worden en in de mate van het mogelijke moet er ingegrepen worden. Wonen en landbouw naast elkaar laten bestaan is geen gemakkelijke opdracht, maar ze is zeker niet onmogelijk en heel interessant.” 
Eva Brusselman: “Hoewel de provincie West-Vlaanderen bij ons kwam aankloppen, is er ook interesse uit andere provincies, zoals Antwerpen.”

Met welke vraag trok de provincie naar ILVO? Hoe ging ILVO te werk? 
Bart: “De aanleiding was het rapport en bijbehorende reportage op de regionale televisiezender Focus|WTV, waarin de West-Vlaamse Milieufederatie waarschuwde voor mogelijke gezondheidsrisico’s in verband met de veehouderij. We vroegen ILVO dus om na te gaan welke claims ook effectief wetenschappelijk bewezen zijn en wat we kunnen leren uit bestaand onderzoek.” 
Eva: “Ons team begon met zo veel mogelijk studies te verzamelen die ons iets kunnen bijbrengen rond dit thema. Een eerste groep studies onderzocht welke emissies er zijn uit stallen en wat de mogelijke gezondheidsimpact is van die emissies. Een andere groep deed het omgekeerde en keek naar de gezondheid van omwonenden van veehouderijen. Een voorbeeld daarvan is de Nederlandse VGO-studie.”

Is het te kort door de bocht dat omwonenden zich geen zorgen hoeven te maken? 
Eva: “Het is een correct besluit dat er geen bewijs is voor een negatieve impact op de gezondheid van wonen in de omgeving van een intensieve veehouderij in Vlaanderen. Heel wat claims – onder andere rond de effecten van bacteriën, virussen, schimmels enzovoort – kunnen we dus nuanceren of ontkrachten. Maar er blijven wel heel wat vragen overeind. Daar moet verder onderzoek naar gebeuren.”
Bart: “Dat onderzoek zal er ook komen. Landbouworganisaties, onderzoekers en andere stakeholders worden uitgenodigd om te brainstormen tijdens een workshop op 6 februari. Daar hopen we duidelijke lijnen uit te zetten voor onderzoek met praktijkwaarde.” 

Tijdens de voorstelling van het onderzoek bleek dat veel van de aanwezige omwonenden zich ongerust maken over geurhinder. Staat die misschien hoger op hun prioriteitenlijstje dan mogelijke gezondheidseffecten? 
Bart: “De meeste klachten of vragen die we krijgen gaan inderdaad over geur, niet over gezondheidsrisico’s. Dat is wel begrijpelijk, want mensen worden veel directer geconfronteerd met geuren. Hoewel ik vind dat je als bewoner van het agrarisch gebied tolerant moet zijn op het vlak van geur, toch vind ik ook dat je als landbouwer de maatregelen moet nemen die financieel en praktisch haalbaar zijn. ILVO speelt hierin een grote rol. Zij kunnen ons op de hoogte houden van wat vandaag technisch mogelijk is.” 
Eva: “Het is een natuurlijk menselijk instinkt om slechte geur of stank te linken aan een toxisch product, maar dat verband is er in de realiteit zeker niet altijd. De moleculen die geur produceren, doen dat al in heel lage, niet-toxische concentraties.”

Komt veel van de frustratie niet doordat mensen steeds minder wonen naast een kleine, haast romantische hoeve en vaker naast een groot landbouwbedrijf, dat industrieel lijkt?
Bart: “Dat klopt, maar wat is industrieel? En is industrieel per definitie minder aangenaam? Uit ervaring weet ik dat een kleine, weinig moderne stal vaak veel meer geurhinder veroorzaakt dan een grote ‘industriële’, maar goed uitgeruste stal. Hetzelfde geld voor diercomfort en welzijn. Mensen mijmeren soms dat alles vroeger beter en ambachtelijker was. Maar ik ben ervan overtuigd dat een dier in het slachthuis vandaag beter en efficiënter behandeld wordt dan vroeger in de achtertuin, waar het ambachtelijk gebeurde.”
En hoe zit het met de gezondheidsrisico’s voor de veehouder zelf? Eva: “Dat onderwerp is misschien nog te weinig aan bod gekomen, maar uit het literatuuronderzoek blijkt dat er in de stal, in tegenstelling tot daarbuiten, wel degelijk een risico is. De gevaren van werken in de mestput zijn wellicht bekend, maar over fijn stof wordt nog niet veel gesproken.” 
Bart: “Op dat vlak zijn maatregelen niet altijd haalbaar, want de hele dag met een mondmasker rondlopen is niet aangenaam. Maar veehouders moeten zich toch bewust zijn van de risico’s en bekijken hoe verbetering mogelijk is. Ook hier moeten we nagaan hoe verder onderzoek ons kan helpen.” 

Kempeneers N., Boer&Tuinder, nr. 5, pg. 14, 2 februari 2018
Foto’s Boerenbond


Meer hierover op de website in artikel Vilt en Vraagstelling provincieraad