Onze economische sectoren hebben zichzelf heruitgevonden

08/10/2011
In het Nieuwsblad van 8 en 9 oktober 2011 verscheen volgend artikel
 
 
West-Vlaanderen is in meer dan één opzicht een provincie apart, ook op economisch vlak. Het typische KMO- en industriële weefsel heeft zich de jongste jaren moeten aanpassen aan een nieuwe realiteit, onder meer door sterk in te zetten op specialisaties en een grote toegevoegde waarde. En daar heeft het provinciebestuur een actieve rol in gespeeld.

You can find AAA UK replica audemars piguet royal oak watches with Swiss movements online.

The UK perfect cheap replica cartier watches on this website are suitable for men and women.
  
Van oudsher, en meer nog dan elders, is West-Vlaanderen een KMO-provincie. Dat neemt niet weg dat er ook altijd een sterk industriële component aanwezig was. “Dat heeft onze provincie ook wel voor problemen gesteld”, zegt Marleen Titeca-Decraene, gedeputeerde voor Economie en Streekontwikkeling. “Er was, zoals elders, een soort reconversie nodig van het industriële weefsel, aangezien veel productieactiviteiten geherlokaliseerd werden. De oplossing bleek een evolutie naar gespecialiseerde niches met een grote toegevoegde waarde. Een aantal sectoren heeft daar heel goed op ingespeeld. Dat brengt mij trouwens bij een ander typisch verschijnsel voor West-Vlaanderen: wij zijn geen homogene provincie. Elke regio heeft haar identiteit, legt eigen accenten, en ook daar hebben we op ingespeeld. Via de Resoc’s (de Regionale Sociaaleconomische Overlegcomités) zagen we wat er leefde aan activiteiten en ideeën in de verschillende regio’s. Om specialisaties te stimuleren, probeert de provincie onder meer een brug te zijn tussen de hogescholen, rijkelijk aanwezig in West-Vlaanderen, en het bedrijfsleven – onder meer door het promoten en belonen van innovatieve eindwerken.”
Productontwikkeling, design, innoverende textiel en plastics vind je vooral in het zuiden van West-Vlaanderen, terwijl de voedingsnijverheid – de agro-industrie – zich concentreerde in het midden van de provincie, met daaronder trouwens enkele grote Europese spelers op het vlak van diepvriesproducten. Marleen Titeca-Decraene: “De regio Oostende focust zich de jongste jaren, mee onder impuls van de provincie, dan weer sterk op duurzame en hernieuwbare energie, met Greenbridge – een incubator voor hightechstarters – als centrum. Uiteraard is er het toerisme langs de kuststrook, terwijl rond Oostende en Brugge de logistieke sector, met de provincie als hefboom, zich de jongste tijd sterk heeft ontwikkeld. Tien jaar geleden was er bij ons nog nauwelijks sprake van ‘logistiek’, als we de havenactiviteiten even buiten beschouwing laten. De Westhoek ten slotte kijkt in de richting van cleantech, in de landbouw bijvoorbeeld, en duurzaam bouwen.”
 
 
Landbouw als economische factor
 
Om die specialisaties verder aan te moedigen, zet de provincie ook in op de creatie van kenniscentra voor technologische innovatie in de hogescholen rond vijf kernsectoren, waarvan het Huis van de Voeding er maar een is.
“Met het Huis van de Voeding komen we weer uit bij de agro-industrie, en sta me toe een van mijn stokpaardjes te belichten”, zegt Bart Naeyaert, gedeputeerde voor Land- en tuinbouw en Personeel. “Landbouw is heel belangrijk voor deze provincie – die neemt 67 procent van het grondgebied in – maar ook die sector heeft zich moeten heruitvinden. Je moet niet alle heil verwachten van een diensteneconomie, er moet ook nog steeds een maakeconomie zijn. En dan zie je dat de landbouw hier grondstoffen is gaan leveren aan een groot stuk van de West-Vlaamse economie. Het gaat uiteraard over voeding, maar ook om onder meer vezels voor de textielnijverheid en voor energieopwekking. In de beleidscel Landbouw, Economie en Toerisme werken we goed samen om die hele keten te verankeren, en ervoor te zorgen dat ondernemers in contact komen met onze landbouwproducten. Zo kan landbouw een sterke sector blijven in West-Vlaanderen.”
 
 
Focus op starters
 
Over de regio’s en hun specialisaties heen is het ook een duidelijke beleidskeuze van de provincie om aandacht te besteden aan starters, bijvoorbeeld via het Innovatie- en Incubatiecentrum in Kortrijk, een initiatief van de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) en enkele grote bedrijven. In de periode 2011-2012 worden bovendien twaalf nieuwe startersfaciliteiten, verspreid over de provincie, geopend. In West-Vlaanderen zijn er veel minder starters dan elders, om de eenvoudige reden dat er door de lage werkloosheid in de provincie bijzonder veel knelpuntberoepen zijn, zowel bij technische profielen als bij hooggeschoolden. Volgens cijfers uit maart 2011 daalde de werkloosheid hier met 10,2 procent ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder – een sterkere daling dan elders in Vlaanderen. Alleen de regio Oostende doet het iets minder goed, maar die telt ook nauwelijks een vijftal procent werklozen.
“Dat betekent dat jongeren met veel potentieel meteen bijzonder veel kans hebben op een goede job na hun studies, waardoor ze er niet eens aan denken om het als zelfstandige te proberen”, zegt Marleen Titeca-Decraene. “Dat is een belangrijk aandachtspunt.” Over de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij gesproken: de provincie heeft onlangs een beheersovereenkomst gesloten met de POM, een verzelfstandigd dochterbedrijf van de provincie, waardoor het grootste deel van de dienst Economie van de provincie daarin wordt geïntegreerd. Op die manier kan men de economische ontwikkeling van de provincie nog efficiënter aanpakken. De overblijvende medewerkers op de eigen dienst Economie vervullen nu vooral een coördinerende rol tussen landbouw, economie en toerisme. Marleen Titeca-Decraene: “De POM houdt zich onder meer ook bezig met de zoektocht naar ruimte om te ondernemen, maar dan wel steeds in goede samenwerking met lokale partners, zoals intercommunales. Het zijn zij die actief bedrijventerreinen gaan ontwikkelen, waarbij de POM wel de andere bedrijfsinfrastructuur voor haar rekening neemt, zoals bedrijvencentra, doorgangsgebouwen, ondernemers- en incubatiecentra enzovoort.”
 
 
Goed werken, goed leven
 
Het economische leven mag je overigens niet los zien van het dagelijkse leven, is de stelling van het West-Vlaamse provinciebestuur. Waar het goed leven is, is het ook goed werken. Ook op dat vlak kan de provincie invloed uitoefenen, bijvoorbeeld door de creatie en exploitatie van natuurdomeinen, om maar iets te noemen. Marleen Titeca-Decraene: “We merken dat een pak jongeren de provincie verlaat om te gaan studeren en elders blijf hangen, maar eens ze zich gaan settelen, keren ze met hun gezin vaak terug, omwille van de goede leefomstandigheden in West-Vlaanderen. Daar werken we dagelijks aan.”
En om daaraan te werken, kan de provincie zelf rekenen op een negenhonderdtal personeelsleden, wat van haar een belangrijke werkgever maakt. Bart Naeyaert: “Bovendien zijn er nog onze drie verzelfstandigde dochters: het toerismebedrijf Westtoer, met nog eens 80 medewerkers, het onderzoeks- en adviescentrum voor land- en tuinbouw Inagro met 160 werknemers en de POM, waar nog eens 50 mensen aan de slag zijn. We proberen ons zeker te profileren als een goede werkgever, waarbij de 35 vakantiedagen maar één van de troeven is (lacht).
Dat we het niet slecht doen, blijkt onder meer uit de gemiddelde pensioenleeftijd van 62,5 jaar, wat vrij hoog is en een mooi resultaat in het kader van het ‘langer werken’-verhaal. We kunnen ook bogen op een evenwichtige man-vrouwverhouding en een grote instroom van jongeren, waardoor onze leeftijdspiramide er gezond uitziet. We blijven ook aanwerven, op basis van de noden en de evolutie in onze dienstverlening. Daarbij gaat het vaak om nieuwe functies binnen een bestaand kader, of om taken die bij vervanging een andere invulling krijgen.”